Phil Mertens 1978
(Inleiding Galerij Margaretha De Boevé)

“… Voor Walter Jouret is ivoor een levende stof, gekenmerkt door een sensuele hardheid die aan de rondingen een feilloze spanning kan geven, waardoor een maximum aan sensibiliteit wordt verkregen. De eigen kleur en haar reactie op het licht – het accentueren van de typische tekeningen in het materiaal – en de verglijding van licht en schaduw verhogen het tactiele element in deze objecten, kleinsculpturen en juwelen.
Dit materiaal leent zich bijzonder tot de verwerking tot kleinsculpturen – denken we aan het einde van de 19de eeuw, toen Leopold II het ivoor uit Kongo dat aankwam in de Antwerpse haven, bestemde voor de beeldhouwers en zo een traditie van ivoorsculptuur deed onstaan, waaraan de verfijnde vormen van het fin-de-siècle een bijzondere preciositeit verleenden.

Ook in de juwelen vinden we dezelfde eigenschappen terug. Tastjuwelen (**) noemt Walter Jouret deze objecten. En hier dwalen onze gedachten onwillekeurig naar de Japanse Netsuké (根付).
Tastzin als koestering van een persoonlijk kleinood: zo definieert hij de idee van zijn juwelen. Meer dan de uiterlijke praal van het juweel telt hier de concentratie van de stilte binnen het object dat zich in de hand nestelt en waarvan de rondingen en koele vlakken, van binnen uit, de gedachten begeleiden.
(**) ‘Tastjuwelen’ refereert aan een reeks tastobjecten die bedoeld waren om werkelijk
in de hand te koesteren.

Johan De Roey 1986
(Walter Jouret: een laatbloeier. Knack Weekend 22/10/1986)

“… Of Walter Jouret nu taboes doorbreekt of niet, dat zal ons een zorg wezen. Blijft het feit dat hij in zijn beeldhouwwerk, marmeren of ivoren werkstukken, iets essentieels aanbrengt, namelijk warmte, spanning, herkenbaarheid en tegelijk exclusiviteit. En dit is belangrijker dan de cultuur-historische beschouwingen, die men daarbij kan neerschrijven. Wel blijft het zo, dat Jouret sterker vorm geeft naarmate hij op de abstractie toe schrijdt, zich verwijdert van onmiddellijk identificeerbare lichamelijkheid. De intensiteit neemt ook toe naarmate hij afstand neemt van de objectieve waarneming van het menselijk lichaam.”
…”Naarmate je dichter op iets toegaat, verder in iets indringt, word je meer geëngageerd, wordt de ervaring subjectiever en authentieker….”

“…Wellicht staat de mathematica van de muziek heel dicht bij het soort vaardigheid dat Jouret demonstreert bij het tekenen. Er wordt heel bewust gecomponeerd: er worden spanningen opgeroepen; er onstaan vibraties door het samenspel van kleur en lijn. En dat is meer dan handigheid: het is muziek. We zouden nu ijverig op zoek kunnen gaan naar een aandoenlijk schoonheidsfoutje in dit ‘œuvre’. Maar er is niks dat ons daartoe aanzet. Er bestaan raakvlakken tussen wiskunde en poëzie en Jouret heeft ze allemaal gevonden. Er lopen ondergrondse aders van sensualiteit naar abstractie en Jouret heeft ze herkend…”

Leo Geerts 1985
(Inleiding Galerij Mathijs)

“…Precies zoals een tekening van Vargas sensueler is dan een foto, zo is het meest abstracte tastobject van Jouret erotischer dan de fotografisch-exacte weergave van een lichaamsdeel. Bij hem houden abstractie en erotiek mekaar in evenwicht, doordat het erotische geabstraheerd en het al te abstracte geërotiseerd is. Zonder deze spanning tussen brein en materie zou er geen erotiek zjn, noch aan de kant van plat-realistische, noch aan de kant van het zuiver-cerebrale.
Daar waar Jouret zich toont als een kind van de – nogal gewaagde – kruising tussen Henry Moore en Vargas is hij het grootst…”

René Turkry 1986
(Gazet van Antwerpen 06/06/1986)

“… In deze werken – een ontlading van lijn, vorm en kleur – noteert Jouret bovenal een gedisciplineerde beweging en een eigen ritme. Behalve enkele naakten en vibrerende vrouwenfiguren zijn het werken die naar het abstraherende toegaan. Veelal betreft het een vrij objectloze aanpak, maar geenszins een op de spits gedreven abstracte getuigenis. Jouret wekt visies op, waarin hij een motoriek op gang brengt, via lijnenbundels en perforaties, subtiele spanningen en gesuggereerde sensualiteit, tegenstellingen en harmonieën vol distinctie. Bezitten zijn pasteltekeningen een evocatief vermogen, dan fungeert de even viriele als geraffineerde kleur daarin als een teken. Hij schrijft als het ware met kleur, die nooit grof voorkomt, maar fris en vindingrijk en ook verinnerlijkt en gesublimeerd aandoet. Zo vormen in feite beweging en voorname kleur de pijlers van dit werk, waarin men een geestelijke aanwezigheid voelt en dat meer geest dan beeld is.”

Karel Ooms 1988
(Het Volk – DNG 10/10/1988)

“… Creativiteit is een virus. het slaat naar alle kanten uit. Van ivoorsnijkunst naar het maken van marmersculpturen was voor Jouret een niet al te grote stap. Dezelfde gave vormen kwamen ook na noeste arbeid uit marmer tevoorschijn. Symbolische lijnen als runentekens gevat in vloeiende afgronde vormen. Ook hier benadert de afwerking de perfectie. Reeds lange tijd voelde de kunstenaar dat hij een belangrijke dimensie in zijn kunst verwaarloosde: kleur. dit resulteerde in een uitgebreide reeks pastels, die de expressie van zijn gevoelens op een voor hem meest bevredigende wijze tot uiting kon brengen. Hier worden spanning en ontspanning, schoonheid en gevoeligheid door kleur in een diepere dimensie omgezet. Hier ook zijn tegenstrijdige krachten op zoek naar evenwicht, zonder verstarring. De labiliteit in dit streven vormt de dynamiek en geeft de trilling weer van het leven zelf. Het onder controle houden – veeleer dan het bedwingen van de bijna-balans – is de grote constante in zijn hele œuvre.”